שמע  ישראל  יהוה  אלהינו  יהוה  אחד

Onderwerpen


Chronologie van het Nieuwe Testament

door J.C. Plooy


Datering Gebeurtenis


4 v.Chr. - 33 n.Chr. Leven en optreden van Jezus Christus
Zie Chronologie van het leven van Jezus.
24 mei 33 Uitstorting van de heilige Geest [1]
Zomer/najaar 34 Aanstelling van de zeven hulpapostelen [2]
Najaar 34 - voorjaar 35 Optreden van Stefanus [3]
Voorjaar 35 Dood van Stefanus [4]
Voorjaar 35 - voorjaar 36 Vervolging van christenen door Paulus [5]
± 35 Aanstelling van Jezus' broer Jakobus als bisschop van Jeruzalem [6]
Voorjaar 36 Bekering van Paulus [7]
Paulus verblijft in Damascus en vlucht naar Jeruzalem [8]
Voorjaar - najaar 36 Paulus verblijft in Jeruzalem [9]
Najaar 36 Paulus vertrekt naar Tarsus [10]
Voorjaar 37 Paulus vertrekt naar Arabië [11]
± 38 Doop van Cornelius [12]
Najaar 39 Paulus vlucht uit Arabië naar Damascus en ontvlucht deze stad weer [13]
Paulus bezoekt Petrus en Jakobus in Jeruzalem [14]
Paulus vertrekt naar Tarsus [15]
Eind 40 Barnabas haalt Paulus naar Antiochië [16]
Begin 41 - voorjaar 43 Paulus verblijft in Antiochië [17]
Begin - zomer 42 Reis van Paulus naar Jeruzalem en terug [18]
Voorjaar 42 Dood van Jakobus, zoon van Zebedeüs [19]
Voorjaar 43 - najaar 44 Reis van Paulus door Klein-Azië [20]
Najaar 44 Paulus keert terug naar Antiochië [21]
Najaar 44 - voorjaar 48 Paulus verblijft in Antiochië [22]
Zomer - najaar 46 Geschil in Antiochië over de joodse wetten [23]
Voorjaar 47 Apostelconvent in Jeruzalem [24]
Voorjaar 48 - begin 50 Reis van Paulus door Klein-Azië, Macedonië en Achaje [25]
Begin 50 - zomer 51 Paulus verblijft in Corinthe [26]
Zomer - najaar 51 Paulus keert terug naar Antiochië [27]
Najaar 51 - voorjaar 54 Paulus verblijft in Antiochië [28]
53 Overleg van Paulus met de apostelen in Jeruzalem [29]
Bezoek van Petrus aan Antiochië [30]
Voorjaar - najaar 54 Reis van Paulus door Klein-Azië [31]
Najaar 54 Paulus komt in Efeze [32]
Najaar 54 - voorjaar 55 Paulus verkondigt het evangelie aan de joden in Efeze [33]
Voorjaar 55 Schisma in Efeze tussen de joden en de christenen [34]
Voorjaar 55 - voorjaar 57 Paulus verkondigt het evangelie aan de heidenen in Efeze [35]
Mei/juni 57 Paulus vertrekt uit Efeze [36]
Mei/juni - september 57 Paulus verblijft in Asia [37]
Oktober 57 Paulus keert tijdelijk terug in Efeze wegens de problemen met Demetrius [38]
November 57 - begin 58 Reis van Paulus door Macedonië, Illyrië en Achaje [39]
Begin - maart/april 58 Paulus verblijft in Corinthe [40]
Maart/april - mei 58 Paulus vertrekt uit Corinthe en reist naar Jeruzalem [41]
Mei - zomer 58 Paulus verblijft in Jeruzalem [42]
Zomer 58 Paulus gevangen in Jeruzalem [43]
Zomer 58 - najaar 60 Paulus gevangen in Caesarea [44]
Najaar 60 - voorjaar 61 Paulus als gevangene op transport naar Rome [45]
61-63 Paulus gevangen in Rome [46]
62 Dood van Jezus' broer Jakobus, de bisschop van Jeruzalem [47]



1. Handelingen 2:1-40. Volgens vers 1 vond de uitstorting van de heilige Geest plaats op de eerste dag van het Pinksterfeest (Sjavoe'ot) na Jezus' hemelvaart. Zoals ik elders heb aangetoond (zie De datum waarop Jezus gekruisigd is), begon de maand Nisan in het jaar 33 bij zonsondergang 19 maart. Op grond daarvan kan worden vastgesteld, dat de maand Sivan begon bij zonsondergang 18 mei en dat Sjavoe'ot (6 Sivan) dus gevierd werd tussen zonsondergang 23 mei en zonsondergang 24 mei. Aangezien de uitstorting van de heilige Geest plaatsvond in de vroege ochtend (Handelingen 2:15), is zij dus te dateren op 24 mei 33.
2. Handelingen 6:1-6. De aanstelling van ‘de zeven’ zal pas hebben plaatsgevonden nadat al enige tijd sprake was van interne spanningen. Na de uitstorting van de heilige Geest en de vorming van de gemeente in Jeruzalem zal eerst een periode van euforie zijn ingetreden. Daarvan geven de eerste hoofdstukken van Handelingen ook blijk. Aanvankelijk was er ook geen sprake van behoeftigheid in de gemeente (Handelingen 4:34). Na verloop van tijd is daarin echter verandering gekomen, hetgeen geleid heeft tot spanningen tussen de ‘hebreeën’ (de nazoreeën) en de ‘hellenisten’ (joden van buiten Palestina). Voordat deze aan het licht kwamen, zal zeker een jaar verstreken zijn. Ook Handelingen 6:1 wijst op een ruim tijdsverloop tussen de gebeurtenissen van Handelingen 1-5 en die van Handelingen 6. De aanstelling van de hulpapostelen is daarom waarschijnlijk niet vroeger te dateren dan in de zomer van 34. Anderzijds is het openbare optreden van één van de hulpapostelen, Stefanus, waarschijnlijk niet later dan in het najaar van 34 begonnen. De aanstelling van de hulpapostelen is daarom waarschijnlijk te dateren in de zomer of het najaar van 34.
3. Handelingen 6:8-10. Het optreden van Stefanus heeft waarschijnlijk minstens een half jaar geduurd: lang genoeg om algemeen bekend te worden als een charismatische prediker en wonderdoener, conflicten op te roepen met de godsdienstige leiders en zich uiteindelijk zodanig gehaat te maken, dat hij voor het gerecht werd gedaagd en onder invloed van onbeheerste emoties werd omgebracht.
4. Handelingen 6:11-7:60. Het is niet precies vast te stellen, wanneer de steniging van Stefanus heeft plaatsgevonden. Handelingen 6:9 wijst erop, dat de tegenstanders van Stefanus vooral afkomstig waren uit groeperingen van joden die van buiten Palestina kwamen. Het is zeer wel mogelijk, dat het daarbij ging om pelgrims die voor het Pinksterfeest in Jeruzalem waren. Als dat inderdaad het geval was, heeft de steniging van Stefanus waarschijnlijk plaatsgevonden omstreeks het Pinksterfeest (eind mei of begin juni) van het jaar 35.
5. Handelingen 8:1-3, 9:1-2, 22:4-5 en 26:9-11, en Galaten 1:13-14. Het feit dat Paulus uiteindelijk zelfs naar Damascus ging om daar christenen te vervolgen, wijst erop, dat velen van hen inmiddels uit Judea verjaagd en over de omliggende streken verstrooid waren. Bovendien moet het enige tijd geduurd hebben voordat de vluchtelingen in Damascus een christelijke gemeente gevormd hadden die groot genoeg was om de aandacht van de joodse leiders te trekken. Op grond van het tijdsverloop dat met het een en ander gemoeid moet zijn geweest, is het waarschijnlijk, dat de reis van Paulus naar Damascus pas heeft plaatsgevonden in het voorjaar van 36 en dat zijn vervolging van christenen dus ongeveer een jaar heeft geduurd.
6. Clemens van Alexandrië (fragmenten uit Hypotyposes, opgenomen in Roberts/Donaldson, The Anti-Nicene Fathers, Vol. II, New York, 2007, pp. 578-580) en Eusebius (Historia ecclesiastica, II, 1 en 23, III, 5, IV, 5) vermelden, dat Jezus' broer Jakobus al spoedig na de hemelvaart van Jezus door de apostelen is aangesteld als bisschop van Jeruzalem. Het is niet precies vast te stellen, wanneer dat gebeurd is. Uit Galaten 1:18-19 kan worden afgeleid, dat Jakobus in elk geval in het jaar 39 naast Petrus de belangrijkste leider van de gemeente in Jeruzalem was. De gebeurtenissen die beschreven worden in Handelingen 9:26-30 en te dateren zijn in het jaar 36, lijken erop te wijzen, dat Jakobus in dat jaar al een invloedrijke positie in de gemeente had. De reactie van ‘de broeders’ op de bekering van Paulus toont namelijk sporen van de manier waarop Jakobus steeds met Paulus omging: hij ging nooit een conflict met hem aan, maar probeerde diens invloed wel te beperken. Jakobus wordt in die episode echter niet genoemd. Hetzelfde geldt voor de gebeurtenissen die beschreven worden in Handelingen 11:1-18 en te dateren zijn omstreeks het jaar 38. Hoewel de bezwaren van de gemeente in Jeruzalem tegen de doop van Cornelius waarschijnlijk vooral afkomstig waren van Jakobus, wordt Jakobus in die episode niet genoemd. Er wordt dus in de beschikbare bronnen geen melding gemaakt van gebeurtenissen van vóór het jaar 39, waaruit uitdrukkelijk blijkt, dat Jakobus de leider van de gemeente was. Het is anderzijds heel goed mogelijk, dat hij al wel de bisschop van Jeruzalem was, maar zijn gezag nog niet zo nadrukkelijk liet gelden als later (vgl. Handelingen 15:3-32, 21:17-26). In Handelingen 8:1 wordt verhaald, dat de christenen in Jeruzalem onder de druk van de vervolging door Paulus de stad ontvluchtten, ‘met uitzondering van de apostelen’. Dit wijst erop, dat de uittocht van christenen met name de hellenisten betrof, en niet de nazoreeën, die aansluiting hielden met het jodendom en daardoor minder van de vervolging te vrezen hadden. Het is aannemelijk, dat dit voor de apostelen de aanleiding is geweest om Jakobus, die onder de nazoreeën al groot gezag genoot, in hun kring op te nemen en aan te stellen als bisschop van Jeruzalem. De episode in Handelingen 11:1-18 zou er dan op kunnen wijzen, dat Jakobus zijn gezag, dat aanvankelijk waarschijnlijk alleen de gemeente in Jeruzalem betrof, ook daarbuiten wilde laten gelden. Als dat vermoeden juist is, heeft de aanstelling van Jakobus als bisschop waarschijnlijk ruim vóór het jaar 38 plaatsgevonden. Dat wordt bevestigd door de eerdergenoemde informatie van Clemens en Eusebius, die erop wijst, dat er tussen de vorming van de gemeente in Jeruzalem en de aanstelling van Jakobus als bisschop niet veel jaren verstreken kunnen zijn. Op grond van deze argumenten is de aanstelling van Jakobus als bisschop van Jeruzalem waarschijnlijk te dateren in de periode tijdens of kort na de christenvervolging door Paulus, dus omstreeks het jaar 35, in ieder geval niet lang daarna.
7. Handelingen 9:3-19, 22:6-16 en 26:12-18, en Galaten 1:15-16. De bekering van Paulus vond plaats op zijn reis naar Damascus en tijdens de eerste dagen nadat hij daar aangekomen was. Zoals eerder vermeld, zijn deze gebeurtenissen waarschijnlijk te dateren in het voorjaar van 36.
8. Handelingen 9:19-25 en 26:19-20. Na zijn bekering heeft Paulus meerdere malen in de synagogen het woord gevoerd en is hij uitgebreid met de joodse inwoners van Damascus in debat gegaan. Daarbij wekte hij kennelijk zo veel irritatie, dat zijn tegenstanders een moordaanslag tegen hem beraamden en hij zich genoodzaakt zag de stad heimelijk te ontvluchten. Op grond van deze gegevens is het aannemelijk, dat het verblijf van Paulus in Damascus minstens een maand geduurd heeft, maar niet veel langer, en dat hij dus nog in het voorjaar van 36 naar Jeruzalem teruggekeerd is.
9. Handelingen 9:26-29 en 26:20. Na zijn terugkomst in Jeruzalem heeft Paulus zich eerst met de gelovigen moeten verzoenen. Blijkens Handelingen 9:28 heeft dat enige tijd geduurd. Vervolgens heeft hij het visioen gekregen waarover hij spreekt in Handelingen 22:17-21, en nadrukkelijk het debat gezocht met hellenistische joden (Handelingen 9:29). Dit heeft lang genoeg geduurd om hem niet alleen bij de joden gehaat te maken, maar ook verontrusting te wekken bij de leiding van de gemeente in Jeruzalem (‘de broeders’, Handelingen 9:30). Waarschijnlijk heeft de overtuiging van Paulus, dat het evangelie ook aan de heidenen verkondigd moest worden, ook de gemeente in Jeruzalem in beroering gebracht, want men twijfelde er op dat moment nog aan, of het heil ook bestemd was voor de heidenen (vgl. Handelingen 10:1-11:18). Dat zou verklaren, waarom de leiding van de gemeente er zo op gebrand was hem zo snel mogelijk weg te werken (Handelingen 9:30): men vertrouwde Paulus misschien nog niet en vond hem in elk geval een onruststoker. Een en ander maakt het aannemelijk, dat het verblijf in Jeruzalem in totaal ongeveer een half jaar heeft geduurd.
10. Handelingen 9:30. Het verblijf in Caesarea heeft waarschijnlijk maar kort geduurd, niet meer dan een paar weken. Het diende immers alleen om Paulus wat instructies mee te geven en te laten vertrekken, zodat de rust in Palestina zou weerkeren (vgl. Handelingen 9:31).
11. Galaten 1:16-17. Paulus had in Jeruzalem de overtuiging gekregen, dat hij bestemd was voor de verkondiging van het evangelie onder de heidenen (Handelingen 22:17-21). Het was hem op dat moment echter nog niet duidelijk, wanneer hij dat moest doen. Waarschijnlijk is dat hem in Tarsus duidelijk geworden. Hij spreekt in Galaten 1:16 over een ‘openbaring’. Wanneer Paulus die openbaring gekregen heeft, kan niet worden vastgesteld. Het is waarschijnlijk enkele maanden na zijn aankomst in Tarsus gebeurd, want er zal een periode van reflectie aan voorafgegaan zijn, en zeker voordat hij vanuit Tarsus naar Arabië vertrok. Dat maakt het aannemelijk, dat het verblijf in Tarsus minstens 3 à 4 maanden heeft geduurd. Daarbij komt, dat men langere reizen destijds bij voorkeur niet in de winter maakte. Om deze redenen is het vertrek naar Arabië waarschijnlijk te dateren in het voorjaar van 37.
12. Handelingen 10:1-11:18. De volgorde van de episoden in Handelingen wijst erop, dat de doop van Cornelius en het debat daarover hebben plaatsgevonden nadat Paulus in het najaar van 36 naar Tarsus vertrokken was (Handelingen 9:30) en voordat Barnabas hem eind 40 naar Antiochië haalde (Handelingen 11:25). Verder wijst Handelingen 9:31-43 erop, dat de doop van Cornelius pas geruime tijd na het vertrek van Paulus naar Tarsus heeft plaatsgevonden. Anderzijds kan uit Handelingen 11:19-24 worden afgeleid, dat er een aanzienlijke tijd lag tussen de doop van Cornelius en het moment waarop Barnabas Paulus naar Antiochië haalde. Op grond van deze gegevens zijn de doop van Cornelius en het debat daarover waarschijnlijk te dateren omstreeks het jaar 38.
13. Galaten 1:17. Uit 2 Corinthiërs 11:32-33 blijkt, dat de vlucht van Paulus uit Arabië plaatsvond tijdens de regering van de arabische koning Aretas IV. Aangezien Aretas in het begin van 40 gestorven is, is de vlucht van Paulus uiterlijk te dateren in het najaar van 39. Anderzijds kan de vlucht ook niet veel vroeger gedateerd worden, omdat Paulus in Galaten 1:18 vermeldt, dat hij ‘drie jaar later’ naar Jeruzalem gegaan is. De periode van drie jaar heeft waarschijnlijk betrekking op het tijdsverloop tussen het moment waarop hij vanuit Tarsus naar Arabië was vertrokken en het moment waarop hij na zijn verblijf in Arabië en Damascus naar Jeruzalem teruggekeerd was. Gelet op de dreiging van Aretas zal zijn verblijf in Damascus niet langer dan enkele dagen hebben geduurd. Zowel de vlucht uit Arabië als het korte verblijf in Damascus en de reis naar Jeruzalem zijn op grond hiervan te dateren in het najaar van 39 - mogelijk iets vroeger, maar zeker niet later.
14. Galaten 1:18-19. Uit vers 18 blijkt, dat het bezoek van Paulus aan Petrus en Jakobus slechts 15 dagen heeft geduurd. Vermoedelijk hebben Petrus en Jakobus na zijn onbezonnen avontuur in Arabië een indringend gesprek met hem gevoerd, waarbij zij hem hebben opgedragen een tijdlang in retraite te gaan. In Galaten 1:21 vermeldt Paulus, dat hij vervolgens naar ‘de streken van Syrië en Cilicië’ is gegaan. Daarmee vat hij waarschijnlijk de hele periode samen waarin hij achtereenvolgens in Tarsus en Antiochië verbleven heeft en zijn eerste zendingsreis heeft gemaakt.
15. Uit Handelingen 11:25 blijkt, dat Paulus na zijn bezoek aan Petrus en Jakobus naar Tarsus is gegaan, aangezien Barnabas hem in het daarop volgende jaar vanuit Tarsus naar Antiochië heeft gehaald (Handelingen 11:25) en er geen aanwijzingen zijn, dat hij in de tussentijd ergens anders is geweest. Vermoedelijk heeft hij door zijn vertrek naar Tarsus gehoor gegeven aan de opdracht van Petrus en Jakobus, een tijdlang in retraite te gaan.
16. Handelingen 11:25. In Handelingen 11:20-21 wordt verhaald, hoe in Antiochië, voor het eerst na Paulus' avontuur in Arabië, een georganiseerde verkondiging van het evangelie aan heidenen was begonnen. Na kritisch onderzoek door Barnabas rapporteerde deze, dat de verkondiging aan de heidenen het werk van de heilige Geest was (Handelingen 11:22-24). Daarop haalde hij Paulus uit Tarsus om samen met hem de gemeente van Antiochië bij te staan. Kennelijk vonden de apostelen de tijd inmiddels rijp om Paulus opnieuw zijn roeping te laten volgen, maar nu niet meer op eigen houtje (zoals in Arabië), maar via Barnabas onder hun supervisie. Een en ander maakt het aannemelijk dat het verblijf van Paulus in Tarsus minstens een jaar heeft geduurd: lang genoeg om hem tot bezinning te brengen en van een eigenzinnige einzelgänger een bruikbare medewerker te maken.
17. Handelingen 11:26 en 12:25-13:3 en Galaten 1:21. Het verblijf van Paulus in Antiochië heeft volgens Handelingen 11:26 eerst ‘een vol jaar’ geduurd. Daarna heeft Paulus in verband met een collecte voor de gelovigen in Judea een reis naar Jeruzalem gemaakt (Handelingen 11:27-30), die waarschijnlijk inclusief het verblijf in Jeruzalem ongeveer een half jaar heeft geduurd (zie hierna). Nadat hij uit Jeruzalem teruggekeerd was, heeft Paulus opnieuw enige tijd in Antiochië verbleven, totdat hij in het voorjaar van 43 samen met Barnabas zijn eerste zendingsreis begon.
18. Handelingen 11:27-30 en 12:25. Het bijeenbrengen van de collecte, de reis naar Jeruzalem en de terugreis naar Antiochië hebben tezamen waarschijnlijk ongeveer een half jaar in beslag genomen. Uit Handelingen 12:3 is af te leiden, dat het bezoek dat Paulus voor deze gelegenheid aan Jeruzalem gebracht heeft, te dateren is omstreeks het Pesachfeest. Op grond van het feit dat Paulus in het najaar van 39 naar Tarsus gegaan was, zijn verblijf in Tarsus waarschijnlijk ongeveer een jaar geduurd heeft en zijn verblijf in Antiochië blijkens Handelingen 11:26 ‘een vol jaar’, moet Handelingen 12:3 betrekking op het Pesachfeest van het jaar 42. De reis naar Jeruzalem is dan ook te dateren in het begin van 42. Paulus is vermoedelijk pas na afloop van het Pinksterfeest naar Antiochië teruggekeerd. De terugreis heeft dan plaatsgevonden in de vroege zomer van 42.
19. Handelingen 12:1-2. Jakobus is ter dood gebracht op bevel van Herodes Agrippa I, die vanaf het jaar 41 tot zijn dood in het voorjaar van 44 koning van Judea was. Hieruit kan worden afgeleid, dat de executie van Jakobus niet eerder kan hebben plaatsgevonden dan in het jaar 41 en niet later dan in het voorjaar van 44. Uit Handelingen 12:29-30 en Handelingen 12:25 blijkt, dat Paulus en Barnabas kort ervoor vanuit Antiochië naar Jeruzalem waren gereisd en enige tijd erna naar Antiochië teruggekeerd zijn. Die reizen hebben plaatsgevonden in het eerste halfjaar van 42. Verder blijkt uit Handelingen 12:3, dat Jakobus kort voor het Pesachfeest ter dood gebracht is. Op grond van deze gegevens is de executie te dateren in het voorjaar van 42.
20. Handelingen 13:4-14:25 en Galaten 1:21-24. Paulus en Barnabas hebben deze reis ondernomen nadat zij in de zomer van 42 vanuit Jeruzalem in Antiochië teruggekeerd waren. Aangezien men langere reizen destijds bij voorkeur niet in de winter maakte, is het aannemelijk dat zij met de reis hebben gewacht tot het voorjaar van 43, te meer omdat de reis deels over zee werd gemaakt.
21. Handelingen 14:26-27. De reis heeft waarschijnlijk ongeveer anderhalf jaar geduurd. Op grond daarvan is het aannemelijk, dat Paulus in het najaar van 44 naar Antiochië teruggekeerd is.
22. Handelingen 14:28-15:2, 15:30-35. Paulus heeft volgens Handelingen 14:27-28 na de terugkeer van zijn eerste zendingsreis ‘geruime tijd’ in Antiochië verbleven. Dit wijst op een lange periode, waarschijnlijk een jaar of twee. Daarna volgde een periode waarin in de gemeente van Antiochië een geschil ontstond over de toepassing van de joodse wetten, met name de besnijdenis. Voordat dit geschil zodanig geëscaleerd was dat men zich genoodzaakt voelde een afvaardiging naar Jeruzalem te zenden, zal waarschijnlijk ongeveer een half jaar verstreken zijn. Daarop volgde het zgn. ‘apostelconvent’ in Jeruzalem, dat waarschijnlijk enkele maanden geduurd heeft, waarna Paulus naar Antiochië teruggekeerd is en daar nog ‘een tijd lang’ (Handelingen 15:33-35) gebleven is. Op grond van deze informatie mag worden aangenomen, dat het verblijf van Paulus in Antiochië in totaal, inclusief de onderbreking wegens het apostelconvent in Jeruzalem, ruim 3 jaar heeft geduurd, totdat hij in het voorjaar van 48 zijn tweede zendingsreis begon.
23. Handelingen 15:1-2. Op basis van de chronologie van het verblijf van Paulus in Antiochië kan worden geconcludeerd, dat het geschil in de gemeente Antiochië over de toepassing van de joodse wetten in de zomer van 46 ontstond en uiteindelijk zodanig escaleerde, dat men aan het eind van het jaar besloot een afvaardiging naar Jeruzalem te zenden om het aan de apostelen voor te leggen.
24. Handelingen 15:3-29. Het apostelconvent heeft waarschijnlijk enkele maanden geduurd.
25. Handelingen 15:36-17:34. Na zijn reis door Klein-Azië, Macedonië en Achaje kwam Paulus in Corinthe. Het verblijf in Corinthe is op grond van buitenbijbelse bronnen te dateren in de periode van het begin van 50 tot de zomer van 51. De reis van Antiochië naar Corinthe heeft waarschijnlijk minstens anderhalf jaar geduurd, mogelijk nog langer. Op basis van deze gegevens is het vertrek van Paulus uit Antiochië te dateren in het voorjaar van 48.
26. Handelingen 18:1-17. Het verblijf van Paulus in Corinthe is chronologisch verankerd in twee gebeurtenissen: de verdrijving van de joden uit Rome op last van keizer Claudius, die op grond van buitenbijbelse bronnen gedateerd moet worden in het jaar 49, en de aanvaarding door Gallio van het ambt van proconsul van Achaje, die op grond van buitenbijbelse bronnen gedateerd moet worden in de vroege zomer van 51 (U. Schnelle, Einleitung in das Neue Testament, Göttingen, 1999 [3e druk], pp. 33-34.). Aangezien Paulus bij zijn aankomst in Corinthe Aquila aantrof, die kennelijk kort tevoren op last van Claudius Rome had verlaten (Handelingen 18:2), kan de aankomst van Paulus in Corinthe niet eerder worden gedateerd dan in het begin van 50. Verder is het aannemelijk, dat de joden de ambtsaanvaarding van Gallio hebben aangegrepen als gelegenheid om Paulus bij hem aan te klagen (Handelingen 18:12-16). Aangezien Paulus blijkens Handelingen 18:18 slechts enkele dagen na de rechtszaak voor Gallio uit Corinthe vertrokken is, impliceert dit, dat het vertrek van Paulus niet later kan worden gedateerd dan in de zomer van 51. Verder heeft Paulus volgens Handelingen 18:11 een jaar en zes maanden in Corinthe verbleven. Op basis van al deze gegevens kan worden geconcludeerd, dat zijn verblijf in Corinthe heeft plaatsgevonden vanaf het begin van 50 tot de zomer van 51.
27. Handelingen 18:18-22. De reis van Corinthe via Efeze en Jeruzalem naar Antiochië heeft waarschijnlijk niet meer dan enkele maanden geduurd, temeer omdat het scheepvaartseizoen medio november ten einde was (J. van Bruggen, Paulus, Kampen, 2001, p. 251) en Paulus dus vóór die tijd in Caesarea aangekomen moet zijn. Na zijn aankomst in Caesarea heeft Paulus nog een kort bezoek aan Jeruzalem gebracht (niet veel langer dan nodig was om de gemeente in Jeruzalem te ‘groeten’, Handelingen 18:22), waarna hij is doorgereisd naar Antiochië. Op grond van deze informatie is de terugkeer in Antiochië op zijn laatst te dateren in het najaar van 51.
28. Handelingen 18:23. Zoals uit dit vers blijft, heeft Paulus na zijn tweede zendingsreis kennelijk ‘een tijd lang’ in Antiochië verbleven. Uit de chronologie van zijn derde zendingsreis kan worden afgeleid, dat dit geduurd heeft tot het voorjaar van 54. Zoals ik hierna aannemelijk maak, hebben de gebeurtenissen die beschreven zijn in Galaten 2:1-10 en Galaten 2:11-14 waarschijnlijk in deze periode plaatsgevonden.
29. Galaten 2:1-10. Vaak wordt aangenomen, dat deze episode betrekking heeft op het apostelconvent in het jaar 47 of op zijn minst op gebeurtenissen die tijdens of kort na dat apostelconvent hadden plaatsgevonden. Er zijn echter overtuigende argumenten op grond waarvan die hypothese moet worden verworpen. Ten eerste is de episode op grond van vers 1 te dateren in het 14e jaar na de vlucht van Paulus uit Arabië en diens daarop volgende bezoek aan Petrus en Jakobus in Jeruzalem (Galaten 1:18). Aangezien de vlucht uit Arabië en het bezoek aan Petrus en Jakobus hadden plaatsgevonden in het jaar 39, moet Galaten 2:1-10 dus betrekking hebben op gebeurtenissen in het jaar 53, dat is aanmerkelijk later dan het apostelconvent. Ten tweede wordt in Galaten 2:11-14 op geen enkele manier gezinspeeld op het apostelconvent en de beslissing die daar genomen was, hoewel dat gelet op het onderwerp waarover Petrus door Paulus bekritiseerd werd, voor de hand gelegen had, als de gebeurtenissen tijdens of kort na het apostelconvent hadden plaatsgevonden. Ten derde had het overleg dat beschreven is in Galaten 2:1-10 betrekking op een andere kwestie dan de problematiek van het apostelconvent: het ging in dat overleg niet, zoals in het apostelconvent, om de betekenis van de wet voor de heidenen, maar om de rolverdeling tussen Paulus en Barnabas enerzijds en de andere apostelen anderzijds. Ten vierde sluit de afspraak van Galaten 2:10, dat Paulus een collecte zou houden voor de behoeftige gemeente in Jeruzalem, goed aan bij de derde zendingsreis van Paulus, die hij pas vanaf het jaar 54 ondernomen heeft - dus veel later dan het apostelconvent - en waarbij hij inderdaad een collecte voor Jeruzalem gehouden heeft. Op grond van deze argumenten is het aannemelijk dat het overleg met de apostelen in Jeruzalem (Galaten 2:1-10) en de aanvaring van Paulus met Petrus in Antiochië (Galaten 21:11-14) niet te dateren zijn in het jaar 47, maar in het jaar 53, tijdens het verblijf van Paulus in Antiochië tussen zijn tweede zendingsreis en zijn derde zendingsreis. Kennelijk is Paulus enige tijd na de terugkomst van zijn tweede zendingsreis met Barnabas en Titus vanuit Antiochië naar Jeruzalem gereisd om met de apostelen te overleggen over de verkondiging van het evangelie aan de heidenen. Vermoedelijk werd de positie van Paulus betwist (vgl. Galaten 2:4) en wilde hij zich verzekeren van de steun van de apostelen in Jeruzalem. Hij kreeg die, zij het met een soort boedelscheiding: de apostelen in Jeruzalem zouden ‘naar de joden’ gaan, Paulus en Barnabas ‘naar de heidenen’ (Galaten 2:9).
30. Galaten 2:11-14. In de episode van Galaten 2:1-10 had Paulus in Jeruzalem met de apostelen overlegd over de verkondiging van het evangelie aan de heidenen. Paulus had daarbij de steun van de apostelen gekregen, zij het met een soort boedelscheiding: de apostelen in Jeruzalem zouden ‘naar de joden’ gaan, Paulus en Barnabas ‘naar de heidenen’ (Galaten 2:9). Zoals blijkt uit Galaten 2:11-14, leidde de vaagheid van deze afspraak echter bij het bezoek dat Petrus kort daarna aan Antiochië bracht, tot een aanvaring van Paulus. De apostelen in Jeruzalem hadden de afspraak waarschijnlijk zo opgevat, dat zij het evangelie mochten interpreteren voor de joden, terwijl Paulus dat mocht voor de heidenen. Paulus legde de afspraak echter zo uit, dat de apostelen in Jeruzalem zich zouden beperken tot het leven van de gemeente in Palestina, terwijl zijn interpretatie van het evangelie buiten Palestina zou gelden. Terwijl Petrus zich in zijn eigen ogen gewoon hield aan de afspraak die de apostelen met Paulus hadden gemaakt, was Paulus van mening, dat hij de afspraak schond door leefregels voor de joden zoals die in Palestina golden, ook in Antiochië toe te passen. Aangezien Petrus zijn bezoek aan Antiochië kennelijk kort na het overleg in Jeruzalem heeft gebracht, is de episode evenals het overleg in Jeruzalem te dateren in het jaar 53. Een datering na dat jaar is niet mogelijk, omdat Paulus waarschijnlijk in het voorjaar van 54 met zijn derde zendingsreis begon (zie hierna).
31. Handelingen 18:23-19:1. De reis van Antiochië naar Efeze heeft waarschijnlijk ongeveer een half jaar geduurd, want Paulus gebruikte deze reis om alle gemeenten in Galatië en Frygië te bezoeken hen te versterken (vgl. J. van Bruggen, a.w., p. 252). Aangezien hij in het najaar van 54 in Efeze aankwam (zie hierna), kan hieruit worden afgeleid, dat hij in het voorjaar van 54 uit Antiochië vertrokken was.
32. Handelingen 19:1. De komst van Paulus in Efeze is te dateren op basis van de datering van het begin van Paulus' gevangenschap in Jeruzalem en Caesarea (Handelingen 21:27-26:32). In het jaar 60 werd de procurator van Judea, Antonius Felix, opgevolgd door Porcius Festus. Zoals blijkt uit Handelingen 24:27, zat Paulus toen twee jaar gevangen. Aangezien hij blijkens Handelingen 20:16 omstreeks Pinksteren in Jeruzalem was aangekomen en kort daarna gevangen genomen was, kan daaruit worden afgeleid, dat zijn gevangenschap begonnen was in de zomer van 58. Uit Handelingen 20:1-6 is af te leiden, dat hij kort daarvoor uit Efeze vertrokken was, door Macedonië en Griekenland had gereisd en drie maanden in Griekenland had verbleven, om vervolgens kort voor het Pesachfeest naar Jeruzalem te gaan. Aangezien er geen aanwijzingen zijn dat de reis van Efeze door Macedonië en Griekenland lang heeft geduurd, impliceert dat, dat hij in het najaar van 57 uit Efeze vertrokken was. In Handelingen 20:31 vermeldt hij bij zijn afscheid van de oudsten van Efeze, dat hij drie jaar in hun gemeente had gewerkt. Op grond daarvan is zijn komst in Efeze te dateren in het najaar van 54.
33. Handelingen 19:8. Zoals uit dit vers blijkt, duurde de verkondiging van het evangelie aan de joden in Efeze drie maanden.
34. Handelingen 19:9. Op grond van de datering van Paulus' komst in Efeze in het najaar van 54 en het gegeven dat de verkondiging van het evangelie aan de joden drie maanden duurde, is het schisma tussen de joden en de christenen in Efeze te dateren in het voorjaar van 55.
35. Handelingen 19:10-20. Zoals uit vers 10 blijkt, duurde de verkondiging van het evangelie aan de joden in Efeze ongeveer twee jaar, dus tot het voorjaar van 57.
36. Handelingen 19:21. Paulus vermeldt in 1 Corinthiërs 16:8, dat hij tot het Pinksterfeest in Efeze wilde blijven. Op grond daarvan mag worden aangenomen, dat hij in eerste instantie in mei of juni 57 uit Efeze vertrokken is. Hij was daarbij kennelijk van plan na een kort verblijf in Asia via Macedonië en Achaje naar Jeruzalem te reizen (Handelingen 19:21-22). Dit plan werd echter - na het schrijven van de brief aan de Corinthiërs - doorkruist door problemen in Efeze, die hem ertoe brachten naar Efeze terug te keren en daar pas in het najaar van 57 definitief te vertrekken (zie hierna).
37. Handelingen 19:22. Het verblijf van Paulus in Asia duurde ‘een tijdlang’. Daarna is hij wegens de problemen met Demetrius naar Efeze teruggekeerd, waar hij nog tot het najaar gebleven is. De uitdrukking ‘een tijdlang’ wijst erop, dat Paulus niet meteen na zijn komst in Asia naar Efeze teruggekeerd is, maar op zijn minst een paar maanden in Asia verbleven heeft. Op grond daarvan is het verblijf in Asia waarschijnlijk te dateren van mei of juni 57 tot en met september 57, in ieder geval niet veel langer.
38. Handelingen 19:23-40. De tijdelijke terugkeer van Paulus naar Efeze is waarschijnlijk te dateren in oktober 57, waarna hij in november 57 definitief naar Macedonië en Griekenland vertrokken is. Dat kan worden afgeleid uit Handelingen 20:1, dat erop wijst dat Paulus na zijn terugkeer uit Asia maar kort weer in Efeze verbleven heeft. Het is niet waarschijnlijk dat Paulus pas na november 57 uit Efeze vertrokken is, omdat men langere reizen destijds bij voorkeur niet in de winter maakte.
39. Handelingen 20:1-2 en Romeinen 15:19. Op grond van Handelingen 19:21-20:1 is het aannemelijk, dat Paulus zijn reis door Macedonië, Illyrië en Achaje eigenlijk al vóór de winter had willen maken, maar door de problemen met Demetrius in Efeze was opgehouden. Normaliter zou hij dan tot het voorjaar hebben gewacht, maar hij moest haast maken, omdat hij nog vóór het Pinksterfeest in Jeruzalem wilde zijn (Handelingen 20:16). De reis eindigde in Corinthe en kan in totaal niet langer dan 2 maanden geduurd hebben, omdat het verblijf van Paulus in Corinthe 3 maanden duurde (Handelingen 20:3) en hij er kort voor het Pesachfeest weer vertrokken is (Handelingen 20:6): dat zou niet mogelijk geweest zijn, als Paulus pas na januari in Corinthe was aangekomen.
40. Handelingen 20:3. De periode van drie maanden slaat niet op de hele reis door Macedonië en Griekenland, maar alleen op het verblijf in Corinthe. De auteur van de Handelingen der apostelen vermeldt namelijk nergens hoe lang een reis duurde, maar alleen hoe lang Paulus in een bepaalde plaats verbleven heeft. Het verblijf in Corinthe heeft dus geduurd vanaf het begin van 58 tot eind maart of begin april van dat jaar.
41. Handelingen 20:3-21:16. Uit Handelingen 20:6 blijkt, dat Paulus kort voor het Pesachfeest uit Corinthe vertrokken is, dus eind maart of begin april 58. Hij maakte in Filippi waarschijnlijk de viering van het Pesachfeest mee (Handelingen 20:6) en reisde vervolgens via Troas naar Milete (Handelingen 20:6-38) en van daaruit naar Tyrus (Handelingen 21:1-6), Ptolemaïs (Handelingen 21:7), Caesarea (Handelingen 21:8-14) en Jeruzalem (Handelingen 21:15-16). Zoals blijkt uit Handelingen 20:16, had Paulus zich voorgenomen zo mogelijk op het Pinksterfeest in Jeruzalem te zijn en deed hij er alles aan om dat doel te bereiken. Op grond daarvan is het aannemelijk dat hij kort voor het Pinksterfeest in Jeruzalem is aangekomen, zodat de aankomst te dateren is in mei 58.
42. Handelingen 21:17-22:22. Uit Handelingen 21:17-27 blijkt, dat Paulus vrij snel - waarschijnlijk binnen enkele maanden - na zijn aankomst in Jeruzalem gevangen genomen is. Het is daarom aannemelijk, dat de gevangenneming heeft plaatsgevonden in de zomer van 58. Dat Paulus vanaf het jaar 58 gevangen zat, wordt bevestigd door Handelingen 24:27, dat vermeldt dat Paulus in het jaar 60, toen Antonius Felix als procurator van Judea werd opgevolgd door Porcius Festus, twee jaar gevangen zat.
43. Handelingen 22:23-23:22. Uit deze episode blijkt, dat Paulus al binnen enkele dagen na zijn gevangenneming is overgebracht naar Caesarea.
44. Handelingen 23:23-26:32. In het jaar 60 werd de procurator van Judea, Antonius Felix, opgevolgd door Porcius Festus. Zoals blijkt uit Handelingen 24:27, zat Paulus toen twee jaar gevangen. Zoals uit de daarop volgende episoden kan worden afgeleid, werd Paulus al spoedig daarna, in het najaar van 60, op transport gezet naar Rome.
45. Handelingen 27:1-28:14. Uit Handelingen 27 en 28 kan worden afgeleid, dat Paulus in het najaar van 60 op transport gezet werd naar Rome en dat hij daar pas in het voorjaar van 61 aankwam: het ongunstige seizoen verklaart de storm, de schipbreuk op Malta en de mededeling in Handelingen 28:11, dat de schipbreukelingen gedurende drie maanden op Malta ‘overwinterd’ hadden.
46. Handelingen 28:15-31. Nadat Paulus in het voorjaar van 61 in Rome was aangekomen, heeft hij daar volgens Handelingen 28:30 twee jaar gevangen gezeten. Hij is dus in het jaar 63 vrijgekomen. Dat wordt bevestigd door Eusebius, a.w., II, 22.
47. Flavius Josefus, Antiquitates Judaicae, 20.9.1, en Eusebius, a.w., II, 23.


Deze site is in ontwikkeling en zal geleidelijk worden verbeterd en aangevuld.
Ik raad u daarom aan mij geregeld te bezoeken om kennis te nemen van eventuele updates.
© Jacobus C. Plooy, DJC
Datum laatste update van deze pagina: 1 maart 2024